donderdag 28 september 2017

CAREL BLOTKAMP: ARNHEM ** (vaut le détour)

(Tekst uitgesproken door Carel Blotkamp, emeritus hoogleraar moderne kunst aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, tijdens de informatieve bijeenkomst Behoud Blauwe Golven: waardevol voor Arnhem, belangrijk voor Nederland op vrijdag 22 september 2017 in Rozet Arnhem.)

Dit is het zogenaamde oxaal van de kathedrale Sint-Janskerk in Den Bosch – de traditionele afscheiding tussen het koor voor de priesters en het schip voor de leken. Het oxaal, dat wel iets heeft van een klassieke triomfpoort, werd omstreeks 1600 in het machtige gotische kerkgebouw opgericht, in de stijl van dat moment. Het is een prachtig voorbeeld van architectuur en beeldhouwkunst van de noordelijke renaissance, uitgevoerd in wit en zwart marmer, met sculpturen van albast. In de ruimte ervoor staan nog meer beelden maar die zijn niet direct van religieuze aard. De foto is dan ook niet in de kerk in Den Bosch genomen maar in het Victoria & Albert Museum in Londen. In 1866 is het oxaal namelijk door het kerkbestuur van de Sint-Jan verkocht. Boze tongen beweerden dat het 1200 gulden opleverde, terwijl het afbreken 2000 gulden had gekost.

In 1873 publiceerde een 29-jarige jurist, Victor de Stuers, in het tijdschrift De Gids een uitvoerig artikel onder de titel ‘Holland op zijn smalst’. Daarin uitte hij scherpe kritiek op de rijksoverheid en de gemeentelijke overheden die toelieten of zelfs actief bevorderden dat belangrijke cultuurobjecten werden vernietigd of verkwanseld. Hij noemde tientallen, zo niet honderden voorbeelden van historische gebouwen zoals stadspoorten en kastelen die in de negentiende eeuw waren afgebroken, van schilderijen en hele collecties kunstwerken die naar het buitenland waren verkocht. Aan het oxaal van de Sint-Jan besteedde hij in dat verband veel aandacht. Het had, als het al uit de kerk verwijderd moest worden, een ereplaats verdiend in een Nederlands museum, maar de overheid had de andere kant uit gekeken, zo luidde zijn kritiek. Twee jaar na verschijning van zijn artikel werd De Stuers benoemd tot ambtenaar op het ministerie waaronder cultuur ressorteerde. Aan hem hebben we de opzet van de monumentenzorg in Nederland te danken; evenals de bouw van het Rijksmuseum.


Twee bijzonder mooie tekeningen in het bezit van dat veelgeroemde Rijksmuseum, dit geketende aapje door Hendrick Goltzius en Jezus die de voeten van Petrus wast door Rembrandt. Ze behoorden tot de collectie van Jacob de Vos die circa 1300 tekeningen omvatte, voornamelijk van Nederlandse meesters uit de zeventiende eeuw, en die in 1883 in Amsterdam werd geveild. Bezorgd over het zoveelste verlies van belangrijk Nederland cultuurgoed staken enkele kunstlievende heren de koppen bij elkaar. Na overleg met Victor de Stuers richtten zij een fonds op waaruit op de veiling zo'n 500 tekeningen werden gekocht die via een systeem van renteloze lening en gespreide aankoop uiteindelijk allemaal in het Rijksmuseum terecht zijn gekomen. Uit dit initiatief werd nog in hetzelfde jaar 1883 de Vereniging Rembrandt geboren, die eerst via leningen, later via ruime schenkingen, tot op de dag van vandaag financieel is blijven bijdragen aan de verrijking van het Nederlandse museale kunstbezit.

Het is dus particulier initiatief geweest dat in de negentiende eeuw een einde maakte aan de grootscheepse vernieling van historische gebouwen en de decimering van het historische kunstbezit. Pas geleidelijk aan ging de overheid hier een taak voor zichzelf zien.

Om nu de overstap te maken naar het onderwerp waar we het hier vandaag over hebben: ik vind het verheugend dat ook hier in Arnhem verontruste particulieren het initiatief hebben genomen om te proberen de Blauwe Golven van Struycken te redden, vanuit het besef dat dit een omgevingskunstwerk van uitzonderlijke waarde is. Wat me ook zeer bevalt is dat het initiatief, getuige de vele commentaren bij de petitie die op internet te vinden zijn, niet alleen gedragen wordt door beroepscultuurtijgers uit de Amsterdamse grachtengordel (ik woon aan een gracht in Utrecht, maar behoor toch zelf ook wel tot die groep, moet ik bekennen). Er zijn tal van ondertekenaars uit Arnhem die getuigen dat het plein met de blauwe golven voor hen een vertrouwd en geliefd oriëntatiepunt is en niet is weg te denken uit hun stad.

En inderdaad: als we nagaan wat er aan bijzondere pleinen in Nederland is, oud of nieuw, dan zijn we snel uitgepraat. Ik zocht via Google onder trefwoorden als ‘mooiste plein van Nederland’ en kreeg als suggesties voogeschoteld de Grote Markt in Delft, de Markt in Gouda, het Vrijthof in Maastricht; daarmee hield het al gauw op. Iedereen kan misschien wel een plein opnoemen dat hem bevalt, maar echt heel mooi, heel karakteristiek in aanleg en bebouwing, heel bijzonder van vormgeving, dat kennen we in Nederland nauwelijks. Daarvoor moeten we naar Italië.


Naar Siena bijvoorbeeld, met die prachtige Piazza del Campio waar al sinds de middeleeuwen jaarlijks een beroemde paardenrace wordt gehouden, de Palio: een schelpvormig plein, iets schuin aflopend, met ribben die het structuur en richting geven naar het stadhuis toe.


Of naar Rome, waar het plein op het Capitool in de zestiende eeuw is ingericht naar ontwerp van Michelangelo. Aan drie kanten van het plein heeft hij, symmetrisch geordend, strenge overheidsgebouwen geplaatst, op het plein zelf vormt een ruiterstandbeeld van de Romeinse keizer Marcus Aurelius het middelpunt van een stralend bloemvormig patroon van witte lijnen.


Of naar Possagno, een kleine stad zo’n 50 kilometer ten noorden van Venetië. De beroemde neoclassicistische beeldhouwer Canova kwam er vandaan en na een werkzaam leven in Rome keerde hij terug naar zijn geboorteplaats, waar hij omstreeks 1820 voor eigen glorie en die van de stad een museum en een kerk met zijn grafmonument ontwierp. De kerk, een ronde centraalbouw met een ingangspartij als een Grieks tempelfront, staat op een verhoogd plein met een levendig patroon van driehoeken, bloemvormen en gestreepte banden.


In 1977 werd op de brokstukken van een in de oorlog vernietigd stuk Arnhem, aan de Rijn, het Roermondsplein ingericht naar ontwerp van kunstenaar Peter Struycken. Ik zal het kunstwerk niet de hemel in steken als de nieuwe Nachtwacht, maar het is zo prachtig en zorgvuldig ontworpen dat het zich mijns inziens kan meten met de genoemde pleinen in Siena, in Rome, in Possagno. Er is in Nederland in de hele twintigste eeuw geen plein gecreëerd dat visueel krachtiger en karakteristieker is: zoals de blauwe golven zich verenigen met de gebogen op- en afritten van de Nelson Mandelabrug, met de kadewanden, de fontein, dat is van een zeldzame klasse. Voetgangers, fietsers en automobilisten ervaren het plein op gevarieerde wijzen; ook vanuit de lucht levert het een sterk beeld op.

Anders dan bij gebouwen is de monumentenzorg voor de openbare ruimte nog niet goed geregeld. Wat dat betreft is er genoeg werk aan de winkel voor een nieuwe Victor de Stuers. Niet alles in de openbare ruimte kan voor de eeuwigheid zo blijven als het is, dat besef ik wel; functies veranderen, mensen veranderen. Maar de zeldzame hoogtepunten zijn het waard om te behouden en om je daarvoor in te zetten. Het is jammer dat de Blauwe Golven er nu zo verslonsd bijliggen, zodat ze makkelijker prooi zijn voor degenen die er van af willen. Toch zie je, door de sterke vormgeving en de zorgvuldig gedetailleerde uitvoering, de kwaliteit er nog steeds aan af. De stad Arnhem zou zich twee keer moeten bedenken voordat ze zo’n gezichtsbepalend werk inruilt voor een groenvoorziening waarvan er, met permissie, dertien in een dozijn gaan. Het is bovendien voorspelbaar dat het met dat groen onder viaducten een armetierige boel wordt, zeker als het net zo slecht wordt onderhouden als het huidige plein.