(Tekst uitgesproken door Bernard Colenbrander, hoogleraar architectuurgeschiedenis en architectuurtheorie aan de Technische Universiteit Eindhoven, tijdens de informatieve bijeenkomst Behoud Blauwe Golven: waardevol voor Arnhem, belangrijk voor Nederland op vrijdag 22 september 2017 in Rozet Arnhem.)
Het bedreigde
voortbestaan van de Blauwe Golven is een zaak waarvan het belang de stad Arnhem
te boven gaat. De levensduur van kunst in de openbare ruimte is penibel genoeg
om, iedere keer wanneer een plan tot
verandering of verwijdering gepresenteerd wordt, de ingebrachte
argumenten nauwkeurig op waarde te schatten. Wordt niet te snel aangenomen dat
het conjuncturele moment van een kunstwerk voorbij is en dat het hoog tijd is
voor iets anders? Van alle werken van Peter Struycken zijn er niet bijster veel
overgebleven, hoe kort geleden het ook nog is dat ze gewaardeerd werden.
Blijkbaar is het voor kunst in de buitenruimte nog moeilijker om gereputeerd
oud te worden dan voor gebouwen het geval is.
Hoe lastig is
het om in de buurt van historisch stedelijk weefsel ook het geweld mee te maken
van machtige verkeersinfrastructuur? De verstandhouding is niet per
gemakkelijk. In Arnhem helpt het dat de oude architectuur op veel plaatsen
aangevuld is door architectuur uit de wederopbouwperiode van na de Tweede
Wereldoorlog. Er wordt bemiddeld tussen de extremen. Door de Blauwe Golven
wordt de omgang wederzijds nog wat gemakkelijker gemaakt. Vanuit de oude stad
gezien is het net alsof de verkeersdynamiek kabbelend wordt ingeleid, daar waar
je de blauwe stenen begint te zien, al zijn ze nog zo grauw geworden.
Infrastructuur
gaat door voor onheimelijk naarmate ze grootschaliger wordt. Enig spektakel kan
dan helpen: een fontein bijvoorbeeld. Maar een fontein in het halfduister, op
een stenen vlakte zonder mensen, helemaal geruststellend is het niet. Maar is
de stad er om overal gerust te stellen? Dat is teveel gevraagd. De stad mag een
concrete, realistische stad zijn. De bijdrage van de kunst is dan navenant: ze
moet zodanig concreet zijn dat ze de realiteit toenadert. Bij een stad van
enige omvang is realiteit meervoudig. Er is de realiteit van de opgefrunnikte
binnensteden, vol met halfdronken terrasbezoekers, maar is ook een realiteit
die leger is en die veeleer uit stevige vormen en beweging bestaat, zoals bij
de Blauwe Golven aan de orde is.
Ook de legere
realiteiten van de stad hebben onderhoud nodig. Zoals in de binnenstad iedere
ochtend de vloerpizza’s van de afgelopen nacht worden weggeschrobd, zo verdienen
ook versteende golven zo nu en dan een sopje, al mogen in Holland golven van
mij ook grauw en grijs zijn.
De Blauwe
Golven staan voor concrete kunst van de waarachtige soort, omdat ze feitelijk
bemiddelen tussen de stromen van het verkeer en de glooiingen van het Arnhems
landschap. Het woord ‘sublimeren’ kan hier vallen: datgene wat op zichzelf
banaal is, wordt boven zichzelf uitgetild. Op deze manier belichamen de Blauwe
Golven een typisch Nederlandse, protestantse ethiek van het kunstbedrijf.
Ik moet denken
aan de oproep van Mondriaan, die in Den Haag lang als gestileerde graffiti op
een gebouw heeft gestaan: ‘Art has to be forgotten, Beauty must be realized’.
Langs de wonderlijke wegen van de repressieve tolerantie is op een gebouw van
de eerbiedwaardige ArtEz, grenzend aan de Blauwe Golven, een gelijkgestemde
oproep aangebracht, die luidt: ‘Art is the mother of resistance’.
Zo is het maar
net. De belaagde Blauwe Golven verdienen een toekomst waarin ze zonder meer op
de erkenning kunnen rekenen omdat ze erfgoed belichamen uit een hoge
categorie.