maandag 2 oktober 2017

BERNARD COLENBRANDER: TER VERDEDIGING VAN BLAUWE GOLVEN

(Tekst uitgesproken door Bernard Colenbrander, hoogleraar architectuurgeschiedenis en architectuurtheorie aan de Technische Universiteit Eindhoven, tijdens de informatieve bijeenkomst Behoud Blauwe Golven: waardevol voor Arnhem, belangrijk voor Nederland op vrijdag 22 september 2017 in Rozet Arnhem.)

Het bedreigde voortbestaan van de Blauwe Golven is een zaak waarvan het belang de stad Arnhem te boven gaat. De levensduur van kunst in de openbare ruimte is penibel genoeg om, iedere keer wanneer een plan tot  verandering of verwijdering gepresenteerd wordt, de ingebrachte argumenten nauwkeurig op waarde te schatten. Wordt niet te snel aangenomen dat het conjuncturele moment van een kunstwerk voorbij is en dat het hoog tijd is voor iets anders? Van alle werken van Peter Struycken zijn er niet bijster veel overgebleven, hoe kort geleden het ook nog is dat ze gewaardeerd werden. Blijkbaar is het voor kunst in de buitenruimte nog moeilijker om gereputeerd oud te worden dan voor gebouwen het geval is.
© foto Gerth van Roden / Gelders Archief 1977

Er is alle reden om de Blauwe Golven die ouderdom te gunnen, want het gaat om een uniek kunstwerk. Misschien is de moeilijkheid dat het niet een kunstwerk is dat ieders zintuigen meteen behaagt. Gelegen op deze plek, beheerst door het verkeer, heeft het bij eerste waarneming zelfs iets onbehaaglijks. Maar bekijk de locatie eens van boven en verbeeld je hoe het er uitzag ten tijde van de aanleg. Wat je dan ziet is dat de Blauwe Golven betrokken zijn bij de drastische ingenieurslogica van stedelijke ontwikkeling. Je ziet het grondverzet, met hier en daar nog een spoor in de bodem van voorbije stedelijkheid. Je ziet de nieuwe verkeersinfrastructuur vorm krijgen en via een fly over naar een hoger schaalniveau reiken. Je ziet occupatiepatronen met een verscheidenheid aan ouderdom. Je ziet de historische systemen door elkaar heen bewegen, op weg naar een ingewikkelde synthese, tussen oud en nieuw, tussen statisch en dynamisch. En wat draagt de kunst van Peter  Struycken daaraan bij? Die bemiddelt tussen wat er zich hier voltrekt. De bodem was hier plat, maar in Arnhem hoort die te golven en dan is er ook nog het viaduct dat de tweede dimensie in beweging zet: de Blauwe Golven kunnen niet anders dan volgen en dat doen ze dan ook.


Hoe lastig is het om in de buurt van historisch stedelijk weefsel ook het geweld mee te maken van machtige verkeersinfrastructuur? De verstandhouding is niet per gemakkelijk. In Arnhem helpt het dat de oude architectuur op veel plaatsen aangevuld is door architectuur uit de wederopbouwperiode van na de Tweede Wereldoorlog. Er wordt bemiddeld tussen de extremen. Door de Blauwe Golven wordt de omgang wederzijds nog wat gemakkelijker gemaakt. Vanuit de oude stad gezien is het net alsof de verkeersdynamiek kabbelend wordt ingeleid, daar waar je de blauwe stenen begint te zien, al zijn ze nog zo grauw geworden.


Infrastructuur gaat door voor onheimelijk naarmate ze grootschaliger wordt. Enig spektakel kan dan helpen: een fontein bijvoorbeeld. Maar een fontein in het halfduister, op een stenen vlakte zonder mensen, helemaal geruststellend is het niet. Maar is de stad er om overal gerust te stellen? Dat is teveel gevraagd. De stad mag een concrete, realistische stad zijn. De bijdrage van de kunst is dan navenant: ze moet zodanig concreet zijn dat ze de realiteit toenadert. Bij een stad van enige omvang is realiteit meervoudig. Er is de realiteit van de opgefrunnikte binnensteden, vol met halfdronken terrasbezoekers, maar is ook een realiteit die leger is en die veeleer uit stevige vormen en beweging bestaat, zoals bij de Blauwe Golven aan de orde is.  
Ook de legere realiteiten van de stad hebben onderhoud nodig. Zoals in de binnenstad iedere ochtend de vloerpizza’s van de afgelopen nacht worden weggeschrobd, zo verdienen ook versteende golven zo nu en dan een sopje, al mogen in Holland golven van mij ook grauw en grijs zijn.

De Blauwe Golven staan voor concrete kunst van de waarachtige soort, omdat ze feitelijk bemiddelen tussen de stromen van het verkeer en de glooiingen van het Arnhems landschap. Het woord ‘sublimeren’ kan hier vallen: datgene wat op zichzelf banaal is, wordt boven zichzelf uitgetild. Op deze manier belichamen de Blauwe Golven een typisch Nederlandse, protestantse ethiek van het kunstbedrijf.



Ik moet denken aan de oproep van Mondriaan, die in Den Haag lang als gestileerde graffiti op een gebouw heeft gestaan: ‘Art has to be forgotten, Beauty must be realized’. Langs de wonderlijke wegen van de repressieve tolerantie is op een gebouw van de eerbiedwaardige ArtEz, grenzend aan de Blauwe Golven, een gelijkgestemde oproep aangebracht, die luidt: ‘Art is the mother of resistance’.
Zo is het maar net. De belaagde Blauwe Golven verdienen een toekomst waarin ze zonder meer op de erkenning kunnen rekenen omdat ze erfgoed belichamen uit een hoge categorie.